9789033132209

DWANG WAT ALS EEN STEM IN JE HOOFD JE DWINGT OM TE STELEN?

DEN HERTOG - HOUTEN

© 2023 Den Hertog B.V., Houten ISBN 978 90 331 3220 9 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij digitaal, elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Omslagillustratie: Corné van der Horst

5 Hoofdstuk 1 ‘Dat was echt lekker. Wat zeg ik? Het was heerlijk.’ Fieke legt met een zucht haar vork en mes op het lege bord. ‘Niemand maakt zulke lekkere nasi als u.’ Moeder kijkt even verrast naar Fieke en wil wat zeggen, maar Oliver en Julien krijgen spontaan een enorme hoestbui. Er lijkt geen eind aan te komen. Als bij de zestienjarige Julien de tranen over zijn wangen lopen, schuift zijn twee jaar oudere broer een glas water naar hem toe en slaat hem hard op zijn schouder. ‘Wat is er met jullie aan de hand?’ Vader fronst zijn wenkbrauwen. ‘We krijgen ineens...’ Oliver hapt naar adem. ‘... een heel erge... hoestbui.’ ‘Allebei tegelijk?’ Fieke schudt haar hoofd. ‘Dat geloven jullie zelf toch zeker ook niet?’ Dan draait ze zich weer naar haar moeder. ‘Mam, mag ik alvast mijn kleedgeld voor de volgende maand?’ Opnieuw krijgen de twee broers een enorme hoestaanval. Ze slaan bijna dubbel, happen naar lucht en vegen de tranen van hun wangen. ‘Dit is nep.’ Fieke kijkt haar broers geërgerd aan. ‘Jullie doen alsof.’ ‘Is dat zo?’ Oliver kijkt even naar Julien en op datzelfde moment schateren de broers het uit. ‘Wat is het...’ Oliver veegt zijn wangen droog met een tissue.

6 ‘Wat is het toch leuk om een zusje te hebben.’ ‘Zusje?’ Fieke schiet overeind. ‘Ik ben vijftien.’ ‘Maar je blijft ons kleine zusje.’ Julien schuift zijn lege bord naar het midden van de tafel en leunt met zijn ellebogen op tafel. ‘Maar wel een heel leuk klein zusje.’ ‘Waar je hard om kunt lachen,’ vult Oliver aan. ‘Het is niet eerlijk.’ Fieke knijpt haar servet tot een prop en gooit die naar Oliver. ‘Twee tegen een. Altijd is het twee tegen een. Dat kan ik ook. Maar...’ Ineens verandert de toon van haar stem als ze naar haar moeder kijkt. ‘Mag het, mam? Ja toch? Ik heb zo’n leuk shirt gezien. U weet wel, in die nieuwe boetiek naast de HEMA. Er is er nog maar eentje in mijn maat.’ Oliver dreigt opnieuw een hoestbui te krijgen, maar als hij de blik van vader ziet, beheerst hij zich. ‘Vond je mijn nasi daarom zo lekker?’ vraagt moeder. ‘Nee, echt niet. Maar mag het nou?’ ‘Nee.’ Moeder klinkt vastbesloten. ‘Dat is niet eerlijk. En dat is jullie schuld.’ Met felle, donkere ogen kijkt Fieke naar Oliver en Julien. Daarna draait ze zich met een wanhopige blik naar haar vader. ‘Pa, van u mag het toch wel?’ ‘Wat denk je zelf ? Dat ik ja zeg als je moeder nee zegt?’ Vader kijkt haar lachend aan. ‘Jullie zijn kinderachtig, allemaal,’ zegt Fieke verongelijkt. ‘Ik heb een idee.’ Julien knikt. ‘Wat dan?’ Fieke kijkt hem aarzelend aan. Heeft hij echt een idee, of houdt hij haar voor de gek? ‘Wat heb je voor idee?’ ‘Je moet een deel van je kleding op Marktplaats zetten.’

7 ‘Wat denk je zelf ?’ Fieke wijst naar haar voorhoofd. ‘Zoek een rijk vriendje,’ stelt Julien dan voor. ‘Volgens mij vindt Wesley jou wel leuk.’ ‘Doe normaal. Wesley is een sulletje.’ ‘Dan heb ik een idee.’ Vader wacht even tot hij de aandacht heeft. ‘Zoek een baantje.’ ‘Ja.’ Oliver klapt in zijn handen. ‘Goed idee, pa.’ ‘Ik was dertien toen ik mijn eerste baantje had,’ herinnert Julien zich. ‘Bonen plukken.’ Hij voelt aan zijn rug en trekt een pijnlijk gezicht. ‘Als ik eraan denk, krijg ik nog rugpijn.’ ‘Dat ga ik dus niet doen.’ ‘Volgensmij zoeken zeweekendhulpen in het bejaardenhuis,’ herinnert moeder zich. Ze gaat staan en pakt de plaatselijke krant. ‘Wat moet je doen in een bejaardenhuis?’ ‘Van alles. Mensen wassen, eten uitdelen...’ ‘Dat doe ik echt niet.’ Fieke rilt. ‘Dan mag jij misschien de wc’s schoonmaken,’ zegt Oliver met een serieus gezicht. ‘Ikganietwerken ineenbejaardenhuis.’ Fieke is vastbesloten. ‘Volgensmij zoekenzeooknieuwebezorgers voordeochtendkrant,’ merkt moeder op. ‘Met oud en nieuw verdient dat best goed.’ ‘Hoe laat moet je dan je bed uit?’ ‘Iedereen moet de krant om zeven uur hebben,’ weet vader. ‘Zeven uur? Hoe laat moet je dan beginnen?’ ‘Ligt eraan hoe groot je wijk is,’ weet Julien. ‘Een uur of vier.’ ‘Ik zie het al.’ Vader kijkt even naar Fieke en grinnikt. ‘Dat wordt het ookniet.’ Hij wrijft langs zijnkin. ‘Wat vind je leuk?’ Wat vindt ze leuk? Fieke denkt na. ‘Iets met dieren.’

8 ‘Meen je dat?’ Oliver kijkt haar verbaasd aan. ‘Mest uit hokken vegen, vind je dat echt leuk?’ ‘Nee, dat is ook niks. In een winkel werken?’ ‘Vakkenvullen is best zwaar,’ zegt Julien. ‘In een bakkerswinkel werken toch niet? Ja, dat lijkt me best leuk. Misschienmag je wel mee naar huis nemen wat er overblijft.’ ‘Wat vind je hiervan?’ Moeder vouwt de krant dubbel en legt die voor Fieke op tafel. ‘Glazenwasser?’ ‘Nee, daaronder.’ ‘Ben jij die klantvriendelijke jongere die niet lui is, maar wel graag iets bijverdient?’ leest Fieke. ‘Wacht niet langer, maar bel ons en vraag naar Rudy van der Schelde’. Waar...? Dan pas ziet ze de naamonderaan de advertentie staan. ‘Hotel-restaurant De Ontspanning. Dat is toch vlak bij de rijksweg?’ Vader knikt. ‘Tien minuten fietsen hiervandaan. Ik vind het wel een goed idee.’ ‘Maar watmoet ik daar dandoen?’ Fieke is nog niet overtuigd. ‘De wc’s schoonmaken, het...’ ‘Nee.’ Vader kapt Oliver af. ‘Nu heb ik genoeg onzin gehoord. Wat denk je zelf dat je in een hotel-restaurant kunt doen, Fieke?’ ‘Bedienen?’ ‘Dat zou kunnen. Misschien moet je helpen bij de receptie, moet je de afwasmachine bedienen, kamers schoonmaken, in de keuken helpen...’ ‘Kamers schoonmaken?’ Fieke trekt een vies gezicht. ‘Dat kun je juist supergoed. Kijk maar naar je eigen kamer,’ zegt Oliver lachend.

9 ‘Je bent wel erg kritisch,’ vindt vader. ‘Dat ben ik met je vader eens.’ Moeder pakt de krant die voor Fieke ligt. ‘Je zult misschien met minder leuke klusjes moeten beginnen, maar als je die goed doet, mag je vanzelf steeds meer. Je kunt in ieder geval eens bellen.’ Ze wijst naar de telefoon die voor Fieke op tafel ligt. ‘Oké dan.’ ‘Nul, zes, twee, drie...’ Terwijl Fieke de cijfers intoetst die moeder opleest, ziet ze in een flits de grijnzende gezichten van haar broers. ‘Zullen we eerst uit de Bijbel lezen en danken? Ik bel wel opmijn kamer.’ ‘Goedemiddag, hotel-restaurant De Ontspanning, met Veronique.’ ‘Je spreekt met Fieke de Witt. Ik bel voor de advertentie. Kan ik Rudy... ik bedoel meneer Van der Schelde spreken?’ ‘Ik zal je doorverbinden.’ Gelijk hoort Fieke vrolijke pianomuziek. Ze trommelt zenuwachtig met haar linkerhand op tafel. Een klik. De muziek stopt. ‘Met Rudy van der Schelde.’ Fieke schrikt even van de zakelijke stem. ‘Ja eh... met Fieke. Fieke de Witt. Ik bel voor de advertentie.’ Ze kan zichzelf wel voor haar hoofd slaan. Wat is dat nou voor een onzeker gedoe?Wat zal dieman niet denken? Dat hij een zenuwachtig pubertje aan de telefoon heeft? ‘Mag ik daar iets over vragen?’ ‘Wat wil je weten?’ Fieke voelt de zweetdruppels op haar gezicht prikken. Wat pakt ze dit stom aan. Voor ze belde, had ze eerst wat vragen op papier moeten zetten. Ze heeft nog geluk dat Oliver en Julien haar niet horen. ‘Wat voor werk moet je doen?’

10 ‘Heb je werkervaring in een hotel of restaurant?’ ‘Nee.’ ‘Hoe oud ben je?’ ‘Veertien, meneer. O nee, vijftien.’ Waar is ze mee bezig? Zal ze de verbinding maar verbreken? ‘Dan begin je met het schoonmaken van kamers en helpen in de keuken. Als het druk is, ga je bedienen.’ Precies zoals haar vader zei. Wil ze dat? ‘Ben je er nog?’ ‘Sorry, ik moest even nadenken.’ ‘Wil je op gesprek komen of niet?’ Rudy wil duidelijk een eind maken aan het gesprek. Ja of nee? Dan denkt ze weer aan het shirt dat ze heeft zien hangen. ‘Graag.’ ‘Dan zie ik je morgenmiddag om half vijf. Afgesproken?’ Voor ze antwoord kan geven, is de verbinding verbroken. Donderdag half vijf. Kan dat eigenlijk wel? Ze pakt haar agenda. Les tot en met het zevende uur. Dat moet ze met gemak kunnen halen. Met een rode viltstift schrijft ze bij donderdag: half vijf sollicitatiegesprek. Dat staat wel. Moet je morgen haar vriendinnen horen. Of kan ze beter niks laten zien voor ze is aangenomen? ‘En?’ Moeder stapt haar kamer binnen. ‘Morgen om half vijf heb ik een sollicitatiegesprek.’ ‘Leuk! Ik ben benieuwd.’ ‘Mag ik nu mijn kleedgeld alvast? Dan kan ik dat ene shirt morgen aantrekken.’ ‘Nee.’ Moeder is vastbesloten. ‘Je hebt voldoende kleren om er morgen netjes uit te zien.’

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==